De informatie die volgt is gebaseerd op de interpretatie van de lesgever. Zoals vaker het geval is in capoeira kunnen uitleg, regels en zelfs “feiten” verschillen per lesgever en groep. Het is belangrijk dit in het achterhoofd te houden, want er is geen één waarheid in capoeira.

Introductie

In de geschiedenis van capoeira zijn er twee tijdperken die steeds in detail behandeld worden: het ontstaan van capoeira tijdens de slavernij en het tijdperk van Bimba en Pastinha. Hoe capoeira vanaf midden twintigste eeuw verder evolueerde naar de capoeira die we vandaag kennen, daar wordt niet zo vaak over gesproken. Dit is echter een zeer belangrijke periode in de geschiedenis van capoeira en vormde de overgang tussen de “oude” capoeira en de capoeira van vandaag. Tussen 1920 en 1950 moderniseerden mestres zoals Bimba en Pastinha capoeira, wat leidde tot het ontstaan van twee distinctieve stijlen: Regional en Angola. Tussen de jaren ‘50 en ‘70 emigreerden heel wat capoeiras uit Bahia naar Rio de Janeiro en São Paulo. Daar ontwikkelden ze een stijl die later bekend zou worden als capoeira contemporânea (contemporary capoeira in het Engels, of hedendaagse capoeira in het Nederlands), de stijl die vandaag het meest beoefend wordt wereldwijd. In dit document lees je hoe capoeira contemporânea tot stand kwam en wie de sleutelfiguren waren in deze evolutie.

Capoeira in São Paulo

Capoeira had in de eerste helft van de twintigste eeuw niet weten te overleven in São Paulo. Tussen 1948 en 1952 waren er een drietal capoeiras die pogingen ondernamen om lessen op starten, telkens met relatief weinig succes. Pas aan het eind van de jaren ’50 kreeg capoeira definitief een nieuwe start wanneer de Bahiaan José de Freitas het initiatief nam en startte met reguliere trainingen.

Tienduizenden noordoostelijke Brazilianen emigreerden vanaf de jaren ‘50 naar de groeiende metropolen van het zuidoosten, op zoek naar jobs en een betere levensstandaard. Onder de emigranten bevonden zich ook een aantal capoeiraspelers en mestres. Aanvankelijk hielden veel migranten zich niet echt bezig met capoeira in de nieuwe stad. Soms kwamen ze als vrienden samen op zondag en ontstond er spontaan een roda (zo ontstond de roda van Praça da República, een wereldbekende roda die vandaag nog wekelijks georganiseerd wordt). Capoeira spelen na het werk was een manier om zich verbonden te blijven voelen met het thuisfront, maar al snel beseften sommigen ook dat het een bron van inkomsten kon zijn als ze capoeira gingen onderwijzen aan de lokale bevolking. Zo werden de eerste capoeiralessen georganiseerd in martial art scholen.

Pioniers

Een groep mestres uit Bahia die tijdens de jaren ‘60 naar São Paulo verhuisden werden de pioniers van capoeira in de stad. In deze groep bevonden zich onder andere Suassuna, Brasília, Joel en Ananias. In de jaren 1970 kwam ook Acordeon naar São Paulo. Sommigen onder hun waren leerlingen geweest van de bekende angoleiros Canjiquinha of Caiçara, terwijl anderen hun opleiding kregen in de Regional school van Bimba. Suassuna studeerde in Bahia zowel Angola als Regional bij onder andere Canjiquinha en Bimba.

Tegen 1970 werd er in negen verschillende academies capoeira onderwezen in de metropool. Doordat alle mestres met dezelfde moeilijkheden geconfronteerd werden, verdween de rivaliteit tussen Angoleiros en Regionalistas naar de achtergrond. Hun gezamenlijke identiteit als immigrant –Bahianen werden vaak gediscrimineerd in São Paulo– werd belangrijker dan hun verschil in visie.

Initieel was het niet eenvoudig om een capoeiraschool op te starten, aangezien er in de stad veel andere martial art academies leerlingen voor zich probeerden te winnen. De groep capoeiristas had het niet makkelijk, er was geen interesse in capoeira en hun academies bleven leeg terwijl ze bleven hopen op geïnteresseerden die zouden langskomen. 

Mestre Gladson introduceerde capoeira aan de universiteit van São Paulo in de jaren ‘70. Intussen ontstond er in São Paulo een tegenbeweging tegen de militaire dictatuur die er heerste (zie verder) en gingen studenten en artiesten op zoek naar iets wat authentiek Braziliaans was, wat van het volk was en hun vrijheid kon bieden. De beweging vond zijn antwoord bij capoeira. Net zoals in Rio (zie verder) baande capoeira zich een weg naar de jonge, opgeleide, middenklasse. De mestres die het nog steeds moeilijk hadden zagen hun droom in vervulling komen en de capoeira academies trokken gestaag meer leerlingen.

De weg naar succes

Mestres Suassuna en Brasília bundelden hun krachten en richten de groep Cordão de Ouro op (wat “gouden ketting” betekent, een referentie naar Besouro Mangangá), welke één van de meest succesvolle capoeira associaties werd in het land en uiteindelijk ook in de wereld. Suassuna nam verschillende capoeira LP’s op welke voor een hele generatie capoeiristas in de jaren ‘70 en ‘80 de standaard muziek werden om op te trainen. Hij zorgde ook voor ondersteuning voor jonge Bahianen die naar de stad emigreerden, zelfs tot op het punt dat zijn huis bekend kwam te staan als het “Noordoostelijke Consulaat”.

Qua stijl ontwikkelde de capoeira van São Paulo zijn eigen karakteristieken. Volgens Mestre Brasília slaagde zowel Angola als Regional er niet in om door te breken, ondanks de inzet van de verschillende mestres. Wat uiteindelijk wel succes kreeg was iets verschillends, niet Angola, noch Regional. De stijl van Cordão de Ouro is hier een sprekend voorbeeld van. Het resultaat was dat men niet langer claimde om van één stroming te zijn, maar dat men eenvoudigweg capoeira onderwees en beoefende, waarbij elke academie zijn eigen kenmerkende stijl ontwikkelde.

De enorme groei die capoeira kende na zijn doorbraak in de metropool zorgde ook voor meer conflicten tussen de verschillende groepen. De academies voerden een constante strijd om marktaandeel. Om leerlingen te winnen moest men zich bewijzen als de sterkste en beste speler en rodas werden gewelddadig en bloederig. Capoeira veranderde van een vorm van expressie en kunst naar een strijd om succes en werd een handelsgoed dat verkocht werd. Vandaag staat de (straat)capoeira van São Paulo nog steeds gekend als hard en ruw.

Capoeira in Rio de Janeiro

Toen capoeira aan het eind van de 19e eeuw bij wet verboden werd, wou de overheid voor eens en altijd komaf maken met het probleem van capoeiragem. Door intensieve acties van de politie met steun van de republiek, werd capoeira in Rio de Janeiro zo goed als volledig uitgeroeid. De capoeiristas die over bleven hielden zich onder de radar of pasten hun aan aan het nieuwe regime van de republiek. Gelukkig was capoeira in Bahia nog heel actief, omdat het daar niet het agressieve karakter had zoals in Rio. Hoewel capoeira in Rio nooit volledig verdween, was er pas een heropleving vanaf 1940 toen enkele bekende en invloedrijke mestres van Bahia naar Rio emigreerden.

Van Bahia naar Rio de Janeiro

Dankzij de toewijding van enkele mestres in Salvador, onder wie in het bijzonder Bimba en Pastinha, werd capoeira onderwezen aan een nieuwe generatie Bahianen. Deze mestres herstelden het publieke imago van de kunst en maakten capoeira bekend bij een breder Braziliaans publiek. Toch bleef de beoefening van Angola en Regional in de jaren ’50 grotendeels beperkt tot Bahia.

Vanaf eind jaren ‘40 begonnen capoeira academies hun vaardigheden te demonstreren in de meer ontwikkelde staten van het zuidoosten van Brazilië (waaronder Rio de Janeiro en São Paulo). Capoeira werd een deel van folkloreshows en werd gepresenteerd samen met andere Afro-Bahiaanse tradities zoals samba de roda, candomblé en maculelê. Dit zorgde voor de initiële verspreiding van capoeira. Het effectief beoefenen van Bahiaanse capoeira begon pas toen de duizenden immigranten uit Bahia naar het zuidoosten trokken op zoek naar een betere levensstandaard. Net zoals in São Paulo beseften ook hier enkele mestres dat capoeira wel eens een goede bron van inkomsten kon worden.

Artur Emídio

Tijdens de jaren ‘50 en ‘60 reisden steeds meer Bahiaanse capoeiras naar Rio de Janeiro, onder wie Roque, Mário Santos, Djalma Bandeira en Artur Emídio. DIe laatste zou een cruciale invloed op de vorming van hedendaagse capoeira. Tussen de andere Bahianen viel Artur Emídio op omdat hij zowel een free fight ringvechter was als voorvechter van de tradities en rituelen van capoeira. Hij opende een academie in Noordzone (dit is het armere gedeelte tegenover de chiquere Zuidzone waar Copacabana en Ipanema liggen) van de stad, welke later bekend kwam te staan als het hoofdkwartier van capoeira. Emídio groeide uit tot de bekendste capoeirista van Rio de Janeiro, dankzij het hoge showgehalte van zijn capoeira met veel sprongen en spectaculaire trappen.

Heel wat invloedrijke en gerespecteerde mestres die uit de jaren ‘60 komen waren leerlingen van Artur Emídio, onder wie Leopoldina, Paulo Gomes en Djalma Bandeira. Een aantal van zijn leerlingen begonnen zelf les te geven en tegen 1963 waren er minstens een dozijn capoeira academies actief in Rio, bijna allen in de Noordzone. Artur Emídio werd betiteld als één van de beste capoeiras van het land en als grootste promotor van de sport. Hoewel hij geen directe leerling was van Bimba droeg hij bij aan een stijl die in veel opzichten dicht bij Regional lag.

Promotie

De vele capoeira voorstellingen en de verspreiding van capoeira “academies” in Rio begon een impact te hebben. Al aan het begin van de jaren ‘60 had capoeira een grote plek in de publieke ruimte veroverd. Sinds Rio de Janeiro nog steeds uit praktische overwegingen de hoofdstad van Brazilië was (maar officieel was dat eigenlijk al Brasília), had dit nationale gevolgen. Rio was daarnaast ook het cultureel en artistiek centrum van het land, alle trends die daar onstonden sloegen over naar de andere steden. 

Een kleine groep mensen begon met “Operatie Capoeira”, een poging om de bevolking (opnieuw) bewust te maken van capoeira. Mestre André Lacé startte een radioprogramma genaamd “Roda de Capoeira” in 1965 (en opnieuw in 1974) om de sport en alle bijeenkomsten te promoten. Capoeira verspreidde zich intussen ook meer informeel, door straatartiesten en bijeenkomsten in de armere buurten van de Noordzone. De straatroda in Caxias is hier een goed voorbeeld van. Deze roda werd origineel georganiseerd voor een festival door twee jongere broers in begin jaren ‘70 en werd daarna een wekelijkse activiteit die elke zondag mensen trok. Eerst bestonden de deelnemers vooral uit arme kinderen maar al snel groeide roda van Caxias uit tot de hotspot in Rio waar alle opkomende talenten hun krachten konden meten tegen elkaar. De roda bestaat vandaag nog steeds.

Grupo Senzala

Oprichting

Terwijl Artur Emídio en andere Bahianen hun capoeira met succes verspreidden in de Noordzone van Rio de Janeiro, ontwikkelde zich er een ander succesverhaal in de chiquere Zuidzone. Na een reisje naar Bahia in 1964 waar ze enkele maanden bij Bimba hadden getraind besloten de broers Rafael en Paulo Flores hun trainingen thuis verder te zetten in de veranda van hun penthouse flat. Al snel werden ze vergezeld door een groepje jongeren onder wie Gil Velho, Peixinho, Gato en Danadinho. Met de uitzonderingen van Garrincha en Sorriso die beiden van de sloppenwijk Santa Marta kwamen, waren het allemaal blanke middenklassers met een academische achtergrond. Enkel Gato en Gil Velho hadden ooit al eerder capoeira gespeeld en hadden contacten bij een andere gerespecteerde capoeirista in LeBlon (Sinhôzinho). Het groepje adolescenten ging zichzelf Senzala noemen, wat slavenkwartier betekent. Ze hadden geen mestre bij wie ze op regelmatige basis konden trainen, maar probeerden voort te bouwen op wat Bimba de Flores broers had geleerd. Mestre Nestor Capoeira, die zich in 1968 bij de Senzala groep aansloot omschreef de trainingen als volgt: 

“De Senzala jongens introduceerden trainingen gebaseerd op uitputtende en methodologische herhaling van trappen, gebruikmakend van een uitgestrekte hand van de partner als doelwit. Het systematische trainen van aanval-tegenaanval en aanval-takedown in paren namen ze samen met andere trainingstechnieken over van de Oosterse gevechtskunsten die ze in academies observeerden. Elke training werd voorafgegaan door een zware opwarming. Als resultaat ontwikkelden ze een uitstekende fysieke conditie en snelle, krachtige en precieze aanvallen, maar zonder de sluwheid van de rasteira en compleet vervreemd van de filosofische fundamenten van het spel.”

Deze nieuwe insteek had meteen succes, met name dankzij de militaire dictatuur die toen heerste in Brazilië. Militarisme, uniformiteit en fysieke gezondheid werden tussen ‘64 en ‘85 hoog in het vaandel gedragen. Daar beantwoordde de Senzala-stijl perfect aan, wat dan ook zijn vruchten afwierp.

Dankzij de nadruk die ze legden op snelheid en efficiëntie, en het systematisch gebruik van takedowns deden de Senzala studenten het uitzonderlijk goed in de capoeira competities die georganiseerd werden. Wanneer de show “Vem Camará” met Bimba’s beste studenten naar Rio kwam in ‘66 ontmoetten beide groepen elkaar. Camisa Roxa (leerling van Bimba), gaf zelfs enkele gastlessen in de veranda van de Flores broers. 

Kort daarna nam Senzala deel aan een nieuw capoeira-tornooi: “Berimbau De Ouro”, waar elke academie werd beoordeeld op verschillende criteria. Naar eigen verrassing, wonnen Gato en Preguiça de cup in 1967. Ook in de twee opeenvolgende jaren ging de overwinning naar Senzala. Deze overwinningen hebben ertoe bijgedragen dat de groep bekend werd bij het grotere publiek. 

Beseffend dat hun enthousiasme voor capoeira niet genoeg was om hun onwetendheid over de fundamenten van de kunst zoals die in Bahia beoefend werd te compenseren, besloten heel wat van de Senzala leden om meer tijd in Salvador te spenderen. Daar gingen ze trainingen en roda’s opzoeken van de mestres uit de “oude garde”, en namen ze zelfs deel aan de meest traditionele Angola rodas. Wanneer ze terugkeerden naar Rio bespraken ze hoe ze alles wat ze leerden konden toepassen en implementeren in hun eigen stijl. In het begin van de jaren ‘70 kwamen er ook regelmatig gerespecteerde leden van Bimba’s academie op bezoek bij Senzala. Hun research naar de ideale trainingsmethode samen met hun frequente bezoeken aan de roda’s van Artúr Emídio en Roque zorgde ervoor dat de methodologie en didactiek van Senzala enorm snel evolueerde.

Groei

Camisa Roxa’s jongere broer Camisa (die toen nog Camisinha noemde), arriveerde in 1972 in Rio de Janeiro en werd al snel een sleutelfiguur bij Senzala. Ondanks Camisa’s link met de capoeira van Bahia (en dan met name Regional), bleef de Senzala-stijl toch iets aparts. Mestre Gato benadrukte dat rasteiras en worpen centraal stonden in de Senzala academies, terwijl deze technieken in Rio helemaal niet vaak gebruikt werden. Mestre André Lacé bekritiseerde Senzala om hun focus op een mooie ginga (esthetiek), maar met weinig oog voor het ritme waarbij Regional zo snel gespeeld werd dat het voetenwerk eerder op samba leek.

Waarom was Senzala zo snel zo succesvol dat het zelfs de meest bekend Bahiaanse mestre in Rio achter zich liet? Volgens Nestor Capoeira kwam dat vooral door de doelgroep van blanke middenklassers. Daardoor had Senzala veel betere toegang tot de media (reportages, interviews en shows) tegenover de zwarte mestres uit de Noordzone. Dankzij de overwinningen in de Berimbau de Ouro competitie, de media aandacht en het bezoek van gerenommeerde capoeiras uit Bahia kende de Senzala groep een explosieve groei. 

In 1974 werd de Senzala groep te groot om iedereen in één academie onder te brengen. Daarom besloot men om de groep op te splitsen in verschillende academies verspreid doorheen de stad. Elke lesgever kreeg zijn eigen lesplaats en kon zo zijn eigen stijl en focus bepalen, maar stond wel nog onder de supervisie van de leidinggevende mestres. De groep bleef ook de relaties tussen de verschillende academies stimuleren; in de wekelijkse roda’s van de groep was elke capoeirista welkom en creëerde men zo de kans om steeds met andere personen te spelen en te trainen.

Hun gedecentraliseerde structuur waarbij elke trainer relatief autonoom opereerde sprak het publiek uit de middenklasse aan en al snel werd Senzala een voorbeeld voor capoeira groepen over heel Brazilië waarbij men hun trainingsmethoden, graduatiesysteem, organisatie en stijl overnam. 

Methodologie

Senzala ontwikkelde zijn eigen trainings- en onderwijsmethoden om efficiënter en aan grotere groepen les te geven. Deze werden gekarakteriseerd door volgende hoofdkenmerken:

  • Een fysiek zware opwarming gecombineerd met gymnastiek, vaak gebaseerd op de basisoefeningen van capoeira.
  • De hele groep gesynchroniseerd bewegingen laten inoefenen door trainingen in rijen met een gelijke ginga.
  • Conditie- en krachttraining door middel van capoeirabewegingen zoals bananeira, corta capim, queda de rins, rolê, …
  • Trainen op stootkussens, pads en bokszakken.
  • Trainen in paren:
    • Simulatie van spelsituaties.
    • Het trainen van sequenties voor specifieke spelvormen.
    • Inoefenen van aanval-verdediging-tegenaanval.
  • Gebruikmaken van sequenties, zoals bij Regional, waarbij variaties van ontwijkingen en verdedigingen toegepast worden. 
  • Oefenen op het uitvoeren van kopstoten, voetvegen, takedowns.
  • Stapsgewijs en progressief aanleren van individuele bewegingen.
  • Het stimuleren van de creativiteit en spontaniteit van de student door intuïtieve lesmethoden.

De lessen bestonden uit drie delen: een opwarming, techniektraining en als afsluiter een roda. Ongeveer tien jaar later, kwam Mestre Garrincha met het idee om de roda in de eerste helft op te splitsen in meerdere kleine rodas. Dat was nodig door de grote aantallen leerlingen die elke training bijwoonden. Dit is vandaag nog steeds heel gebruikelijk binnen de Senzala groep.

Graduatiesysteem en uniform

De groep nam een uniform aan bestaande uit een witte broek (die later de abadá werd genoemd) en een graduatiesysteem dat gesymboliseerd werd door de kleuren van de corda. Het gebruik van cordas bestond echter al iets vroeger, Carlos Senna -de vroegere rechterhand van Mestre Bimba- bedacht als eerste een graduatiesysteem op basis van gekleurde cordas.

Wanneer een student werd gedoopt ontving hij de witte corda, en kreeg zo opeenvolgend de gele, oranje en blauwe corda toegekend. De blauwe corda was de eerste graduatie van binnen het geavanceerde niveau, de student moest tijdens de graduatieceremonie aantonen dat hij de berimbauritmes kon spelen, de liederen kende, en een Iúna spel kon spelen waarbij hij de balões (worpen) van de Cintura Desprezada beheerste.

Na blauw volgden de groene, paarse en bruine cordas. Na een tijdje de bruine corda gedragen te hebben, werd de rode corda aangeboden waardoor de student een vertegenwoordiger werd van de Senzala groep en de titel van Mestre kreeg. In de jaren ‘90 creëerde mestre Peixinho de grijze croda als intermediair niveau tussen oranje en blauw.

In de begindagen van Senzala duurde het gemiddeld 5 jaar om de roda corda en de titel van Mestre te behalen, een termijn die toen normaal was. Tegenwoordig duurt het al snel 20 jaar om diezelfde titel te behalen.

Bateria

Vanaf eind jaren ‘60 begon Senzala zijn rodas te organiseren met drie berimbaus (gunga, médio en viola), een atabaque, één of twee pandeiros en soms een reco-reco. Dat werd voorheen enkel bij Angoal rodas gedaan. 

Senzala maakte gebruik van volgende spelvormen en berimbau ritmes:

Jogo de Dentro 
Een spel met de focus op continuïteit en nabijheid waarbij men dichtbij de berimbau tracht te blijven doorheen het spel, gebruikmakend van onder andere: brug, queda de rins, entradas en saídas van passagem (tesoura no chão).

Jogo de Iúna 
Een spel met de focus op flow, esthetiek en acrobatie, gebruikmakend van de worpen van de Cintura Desprezada uit Regional. Senzala introduceerde het idee om Iúna enkel vanaf de blauwe corda toe te laten.

Jogo de Angola 
Traditioneel Angola spel, op het ritme van Angola of São Bento Pequeno. Kon qua snelheid langzaam of gemiddeld gespeeld worden.

Jogo de São Bento Grande 
De standaard -snelle- speelstijl van Senzala. Op het ritme van São Bento Grande de Angola of Regional.

Verspreiding en diversifiëring

Een aantal belangrijke figuren vertrokken later bij Senzala en richtten hun eigen organisaties op. De belangrijkste voorbeelden hiervan zijn: Mestre Camisa die ABADÁ Capoeira oprichtte (welke in 1996 al 20.000 leden wereldwijd telde en vaak bestempeld wordt als grootste groep ter wereld); Mestre Boneco, Paulão Ceará en Paulinho Sabiá die samen Grupo Capoeira Brasil oprichtten en Mestre Jelon die naar de V.S. trok om Capoeira Luanda uit te bouwen.

Net zoals in São Paulo verdween de splitsing tussen de twee Bahiaanse stromingen. Academies voegden alsmaar vaker elementen van de twee stijlen samen, bijvoorbeeld Bimba’s sequenties en de muziek en bateria van Angola. Ook in Rio beweerden de mestres dat er slechts één capoeira was. Zo begon de term “capoeira contemporânea” oftewel hedendaagse capoeira in gebruik te raken. Een benaming die niet bedoeld was om één verenigde stijl aan te duiden, maar eerder als verzamelnaam voor een breed scala aan karakteristieken van individuele groepen en mestres.

De herrijzenis van capoeira angola

Dankzij de enorme populariteit van eerst Regional en daarna Contemporânea, verloor Angola zienderogen terrein. Het grote publiek was te winnen met stevige fysieke training en spectaculaire bewegingen (dankzij de invloed van de militaire dictatuur), waar Angola in de ogen van het publiek niet aan voldeed. Veel mestres uit de oude garde gingen op pensioen; ze gaven geen les meer door een gebrek aan leerlingen en bezochten geen rodas meer door de invasie van de Regional-Senzala generatie. Vanaf de jaren ‘70 was het aandeel van de Angoleiros, op enkele mestres na, miniem. Het leek het einde van de traditionele vorm van capoeira.

Maar in Rio de Janeiro was er één student van Pastinha’s academie die toch voet bij stuk hield en erop stond dat Angola verschillend was. Na de dood van Pastinha in 1981 verhuisde Mestre Moraes terug naar Salvador, richtte daar zijn academie op en zorgde eigenhandig voor de heropleving van traditionele Capoeira Angola. Sindsdien benadrukken Angoleiros de specificiteit van hun stijl en tradities en wordt Angola net als Contemporânea wereldwijd beoefend. Bimba’s originele Regional-stijl kon niet concurreren met het moderne Contemporânea en raakte in ongebruik. Vandaag zijn er slechts een handvol academies die het originele capoeira regional beoefenen en trachten te preserveren.

Conclusie

De capoeira die wij vandaag kennen hebben we quasi volledig te danken aan een handvol personen: Artúr Emídio en de oprichters van Senzala. Grupo Senzala populariseerde het moderne graduatiesysteem (waar ons systeem vandaag nog steeds op gebaseerd is), introduceerde de abadá in capoeira, legde de basis voor de bateria zoals die vandaag in bijna elke groep gebruikt wordt, moderniseerde het capoeiraspel zelf en revolutioneerde de manier van lesgeven. Hun efficiënte techniektrainingen aan de hand van sequenties, oefeningen in paren en trainen op stootkussens blijven tot op vandaag de standaard.

Vandaag is Senzala nog steeds één van de grootste capoeira organisaties wereldwijd, met een rijke diversiteit aan speelstijlen. Dankzij Grupo Senzala, ABADÁ Capoeira, Grupo Capoeira Brasil en Cordão de Ouro is capoeira vandaag in elk werelddeel te vinden.

Bibliografie

Capoeira From Luanda to Cyberspace Vol 2 – Gerard Taylor
Capoeira: From Slave Combat Game to Global Martial Art – Matthias Röhrig Assunção
Capoeira – Roots of the Dance-Fight-Game – Nestor Capoeira
capoeirahistory.com/capoeira-safeguard-of-the-senzala-group – Mestre Gato